Wij wachten verleden tijd

onbepaalde wijs. 1 tegenwoordig (o.t.t.). 2 ik wacht of ik wach Voltooid verleden tijd (vvt) ik had gewacht. jij had gewacht. hij had gewacht. wij hadden gewacht. jullie hadden gewacht. zij hadden gewacht. Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) ik zal wachten. 3 verleden (o.v.t.). 4 Voltooid verleden tijd (vvt) ik had gewacht. jij had gewacht. hij had gewacht. wij hadden gewacht. jullie hadden gewacht. zij hadden gewacht. Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) ik zal wachten. 5 vervoeging van het Nederlandse werkwoord zich wachten; tegenwoordige tijd verleden tijd toekomende tijd; enkelvoud meervoud enkelvoud meervoud enkelvoud meervoud; 1: ik: wacht me wij, we: wachten ons ik: wachtte me wij, we: wachtten ons ik: zal me wachten: wij, we: zullen ons wachten: 2: jij, je: wacht je jullie: wachten je jij, je: wachtte je. 6 wachten voltooid deelwoord vervoeging van het Nederlandse werkwoord zich wachten; tegenwoordige tijd verleden tijd toekomende tijd; enkelvoud meervoud enkelvoud meervoud enkelvoud meervoud; 1: ik: . 7 wachten. Tegenwoordige tijd wachten. Ik wacht Jij wacht wacht jij? U wacht Hij/Zij/Het wacht Wij wachten Jullie wachten Zij wachten. Verleden tijd van wachten. Ik wachtte Jij/U wachtte Hij/Zij/Het wachtte Wij wachtten Jullie wachtten Zij wachtten. Voltooid deelwoord van wachten. gewacht. Tegenwoordig deelwoord van wachten. wachtend. 8 onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt) ik. zou wachten. jij/u (je) zou wachten. hij/zij/het. zou wachten. wij (we) zouden wachten. 9 Onvoltooid verleden tijd (ovt) ik wachtte jij wachtte hij wachtte wij wachtten jullie wachtten zij wachtten: Voltooid verleden tijd (vvt) ik had gewacht jij had gewacht hij had gewacht wij hadden gewacht jullie hadden gewacht zij hadden gewacht: Onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt) ik zal wachten jij zult wachten hij zal wachten. ik wachtte op jou 10 wachtten. meervoud verleden tijd van wachten. Wij wachtten. Jullie wachtten. Zij wachtten. ▸ Bij elke splitsing wachtten we op de achterhoede. 11